Participatie (organiseren) kun je leren

06 december 2021

Burgers en overheden zijn volop aan de slag met participatie. Zeker als het initiatief bij burgers ligt, is dat nog aardig pionieren. Al doende leert men, maar terugkijken op participatietrajecten en hier lessen uit trekken gebeurt weinig. Deze blog biedt handvatten om participatie door middel van burgerinitiatieven te toetsen.

    De opgaven waar we nu voor staan kunnen overheden niet alleen oplossen. Daar zijn ook burgers hard voor nodig. Het is voor provincies, waterschappen en gemeentes zelfs verplicht om participatiebeleid op te stellen. Participatie kent verschillende gradaties. Van inspraak op een door de gemeente opgesteld plan tot een initiatief van burgers om een zonneveld of bloemperk aan te leggen. Deze blog focust op die laatste vorm van participatie, want deze is nog volop in ontwikkeling. Er zijn nog geen handboeken voor het opzetten van duurzaamheidsinitiatieven of het faciliteren en inzetten hiervan als overheid. (Al timmert Buurtwarmte flink aan de weg met de Buurtaanpak!)

    Doel van participatie

    Wat burgers en overheden motiveert om zich bezig te houden met participatie en wanneer ze tevreden zijn over de participatie, wordt vaak niet expliciet gemaakt. Terwijl dat een voorwaarde is om de effectiviteit van de participatie te kunnen toetsen en ervan te leren. Vivian Visser en haar collega’s van GoverEUR omschrijven de mogelijke motieven in het rapport ‘Onderbouwd ontwerpen aan participatieprocessen’ uit 2019. Belangrijke motivator voor overheden is bijvoorbeeld dat je met participatie meer lokale kennis en informatie kan aanboren om tot besluiten te komen die beter passen bij de lokale situatie en dynamiek. Ook kun je gaandeweg draagvlak en mankracht organiseren voor de uitvoering. Bovendien kan participatie bijdragen aan de kwaliteit van het democratisch proces. Al zit daarin ook een worsteling, waar we straks op komen.

    In mijn ervaring worden burgers vooral gedreven vanuit de overtuiging dat als ze hun lokale kennis inbrengen, de besluitvorming beter aansluit bij de individuele (financiële) situatie en die van zijn buurtbewoners. Ook zien participanten hun bijdrage als onderdeel van ‘goed burgerschap’. Alleen een gang naar de stembus ervaren ze niet langer als voldoende invulling van hun burgerschap. Ze willen actief bijdragen. Dit geldt natuurlijk niet voor alle burgers. Zoals uit onderzoek in Rotterdam blijkt, zijn er ook wijken waar de meeste bewoners verwachten dat de gemeente met een goed voorstel komt voor aardgasvrij en dit voor hen regelt (Minkman et al. 2000).

    Wat is goede participatie?

    Heb je helder waar je het voor doet, dan is de volgende vraag hóe je het wil doen. Hoe ziet goede participatie eruit? Transparantie, gelijkwaardigheid, inclusiviteit en passendheid zijn bruikbare criteria om participatie aan te toetsen.

    Transparantie

    Om iedereen gelijke kansen te geven te participeren én vertrouwen te wekken in het proces, moet voor iedereen duidelijk zijn hoe je kan meedoen. In het geval van burgerinitiatieven loert het gevaar dat niet álle aanwonenden zich gepresenteerd voelen in het initiatief. Dan is het belangrijk inzichtelijk te maken namens wie het initiatief spreekt en hoe andere buurtgenoten en belangen worden meegenomen.

    Hier komt ook het spanningsveld tussen volksvertegenwoordiging en participatie om de hoek kijken. Stel, een wijkinitiatief draagt volop bij aan een wijkuitvoeringsplan, dat vervolgens in de gemeenteraad wordt afgeschoten. Dat is een flinke domper voor de participanten. Heeft iedereen vooraf helder hoe de besluitvorming plaats gaat vinden, dan kun je hierop anticiperen.

    Gelijkwaardigheid

    Burgers haken al snel af als ze het gevoel hebben dat hun inbreng minder belangrijk is dan die van andere stakeholders. Het is daarom van belang dat men als gelijkwaardige gesprekspartners aan tafel zit. Dat wil niet zeggen dat ieders stem even zwaar telt in de besluitvorming. Het is uiteindelijk aan degene die de besluiten neemt om de belangenafweging te maken. Óok van partijen die niet aan tafel zitten.

    Inclusiviteit

    Idealiter zouden de leden van een burgerinitiatief een afspiegeling van hun buurt of wijk vertegenwoordigen. Daarmee borg je niet alleen dat verschillende perspectieven en belangen worden meegenomen, maar breng je ook verschillende werkwijzen, kwaliteiten en netwerken in. Echter, dat is vrijwel nooit het geval. Met name jongeren, mensen met een migratieachtergrond, en mensen met een lager opleidingsniveau en inkomen zijn ondervertegenwoordigd bij burgerparticipatie (Vissers et al. 2019). Mijn ervaring is dat gepensioneerde hoogopgeleide mannen vaak oververtegenwoordigd zijn bij wijkinitiatieven op het gebied van energietransitie. Dit brengt als risico met zich mee dat de resultaten van participatie mogelijk minder passend zijn voor ondervertegenwoordigde groepen. Participatie is voor hen minder toegankelijk omdat vaardigheden, interesse, of tijd ontbreken.

    Het vergroten van de diversiteit binnen de wijkinitiatieven is geen gemakkelijke opgave. Het helpt als initiatiefnemers en overheden zich bewust zijn van de blinde vlekken en afspraken maken over het inkleuren hiervan. Een mooi voorbeeld is het project 10 x 10 in de Arnhemse Wijk Malburgen, waarbij jongeren hun wijkgenoten interviewden over de energietransitie.

    Passendheid

    Zowel initiatiefnemers als overheden willen dat participatie bijdraagt aan passendere resultaten. Resultaten die beter aansluiten bij de lokale situatie, inwoners en belangen. Bijvoorbeeld dat er een warmtevoorziening komt die past bij de investeringsmogelijkheden van de bewoners, en er een bloemberm wordt aangelegd op een plek waar dat niet strijdig is met andere activiteiten als voetballen of picknicken. De kwaliteit van participatie zou je dus kunnen toetsen door achteraf aan omwonenden te vragen hoe passend zij de gevonden oplossing of het gevonden besluit vinden voor de lokale situatie. Zijn er toch zaken over het hoofd gezien, dan kun je hiervan leren hoe je dat een volgende keer kan ondervangen door je proces anders in te richten.

    Wil je leren van participatie, stel dan vooraf vast wat je – als overheid en als initiatiefnemer – wil bereiken met de participatie en wat je onder goede participatie verstaat. Evalueren kan heel grondig, door bijvoorbeeld een kennisinstituut hierbij te betrekken zoals in Rotterdam is gebeurd. Het kan ook heel laagdrempelig, door één criterium te kiezen dat voor alle betrokkenen belangrijk is en hier na afronding van een traject op te reflecteren. Heb jij leerervaringen die je wilt delen? We horen het graag!

    Foto: Ondertekening samenwerkingsovereenkomst in het kader van de Regeling Reductie Energieverbruik in de gemeente Renkum. Samenwerking door wijkinitiatieven, gemeente en Energieloket Midden Gelderland, begeleid door Sprankkracht.